Doesburg is de eerste stad op onze tocht die behoort tot de zogeheten Hanzesteden langs de IJssel. Zutphen, Deventer, Hattem en Kampen zijn de andere. Arnhem en Zwolle waren eveneens Hanzesteden, maar lagen in de tijd van de Hanze (nog) niet aan de IJssel.
De Hanze was in de late Middeleeuwen een handelsverbond van steden in Noordwest Europa. De oorsprong lag bij samenwerkingsverbanden van Duitse kooplieden rond de Oostzee, met handelsposten in Skåne en Gotland (Zweden) en Bergen (Noorwegen) en handelscontacten met Denemarken. Met de opkomst van de steden werden deze verbanden steeds meer overgenomen door de stadsbesturen. De Hanze begon in 1241 in de vorm van een alliantie tussen de steden Lübeck en Hamburg. In 1260 sloot Keulen zich daar bij aan en daarna groeide het aantal deelnemende steden snel. De Hanze dijde uit tot een los-vast verbond met op het hoogtepunt ongeveer 200 steden, van Bergen tot Krakau en van Londen tot Novgorod. 70 steden deden actief mee en werden beschouwd als volgerechtigd, waaronder Zutphen en Deventer. Vanaf 1356 kwamen de aangesloten steden onregelmatig bijeen, meestal in Lübeck. In Nederland traden vooral steden in Noord- en Oost-Nederland toe. De Nederlandse steden behoorden tot het ‘Westerkwartier’ van de Hanze, met Keulen als hoofdstad. Al vóór het ontstaan van de Hanze was er al veel handelsverkeer vanuit de IJsselsteden met de regio Keulen.
Het doel van de Hanze was om door samenwerking handelsprivileges te verkrijgen, tolheffingen af te schaffen en de zeeroverij te bestrijden. Er werd vooral gehandeld in metalen, granen, hout, huiden, haring, stokvis (Deventer!), wol, wijn, bijenwas, barnsteen, hars, zout en kruiden. Ook investeerde men samen in pakhuizen, handelskantoren, vuurtorens en loskades. In de tijd van de uitdijende economie van de Middeleeuwen was de Hanze een krachtig instrument van emancipatie van de burgerlijke kooplieden tegenover de in macht afnemende koningshuizen en landadel. Vanuit de Duitse Hanzesteden werden nieuwe Duitstalige steden in Oost-Europa opgericht, waaronder Gdansk, Tallinn, Riga en Tartu. De internationale handel rond de Noord- en de Oostzee droeg in belangrijke mate bij aan het ontstaan van geldwissels en banken. Het Noord Duitse dialect van de handelaren had bovendien een grote uniformerende invloed op de geschreven en gesproken taal in de deelnemende landen.
De Hanze bleef bestaan tot 1669, toen zij ten onderging aan de concurrentie met de Engelse en Hollandse (lees: West-Nederlandse) steden en de opkomende centrale macht van de hoven van Zweden, Engeland, Polen en Pruissen. De historische centra van Doesburg, Zutphen, Deventer en Kampen zijn de stille getuigen.